“Als er niets gebeurt, kan de crisis in de jeugdzorg nog verergeren,” denkt Hans du Prie, bestuurder bij een samenwerking tussen vier aanbieders van jeugdzorg. “We hebben een dodelijk systeem gebouwd.”

Hans du Prie heeft een waarschuwing voor wie denkt dat het nu crisis in de jeugdzorg is: „Zonder fundamentele veranderingen is het over een jaar nog veel erger. Dan voorspel ik grote ongelukken.” Du Prie was jarenlang bestuurder van Horizon, een grote aanbieder van vooral residentiële jeugdzorg. Nu gaat het grootste deel van zijn energie naar iHUB, een samenwerking tussen vier aanbieders van jeugdzorg en speciaal onderwijs die manieren zoeken om zich „te bevrijden uit de wederzijdse gijzeling van gemeenten en zorgaanbieders”.

Zaterdag berichtte NRC over de crisis in de jeugdzorg, vier jaar na invoering van de nieuwe Jeugdwet die gemeenten verantwoordelijk maakte. Die zouden problemen eerder zien, sneller ingrijpen en de hulp bieden die ouders en hun kinderen écht nodig hebben. Het omgekeerde gebeurde. Kinderen en ouders moeten maandenlang wachten en krijgen dan regelmatig hulp die niet helpt, jeugdzorgmedewerkers vluchten massaal weg uit de sector, zorginstellingen zijn vooral bezig met overleven. Te vaak is het zo de jeugdzorg zélf die kinderen beschadigt, zo stelden tientallen betrokkenen.

Du Prie herkent het beeld: „Gelukkig worden er door individuele medewerkers nog hele goede dingen gedaan, en grote incidenten zijn er nog niet geweest. Maar onder de radar is er sprake van schrale armoe. We hebben een dodelijk systeem gebouwd.”

Wie is er verantwoordelijk?

„We hebben allemaal fouten gemaakt. Het rijk heeft bij de stelselwijziging – de grootste na de Tweede Wereldoorlog – veel te veel tegelijk veranderd, niet nagedacht over de praktische gevolgen en ook nog eens 15 procent bezuinigd.

„Gemeenten waren te veel met zichzelf bezig, nerveus over hun nieuwe rol. In plaats zich af te vragen wat hun burgers nodig hebben, probeerden ze grip te krijgen door alles dicht te regelen.

„Maar aanbieders van jeugdzorg, moeten ook naar zichzelf kijken. Wij hebben in het begin de kans gemist om gemeenten te helpen het goed in te richten. We waren veel te vaak verontwaardigd en verdrietig. We gingen meestribbelen: doen alsof we het met gemeenten eens waren, en dan na de vergadering klagen hoe erg het allemaal was.”

Waarom is het zo gegaan?

„Dat gemeenten controle wilden is logisch. Ze gingen de zorg die ze al kenden opdelen in percelen, kavels, noem maar op. Daar gingen ze dan aanbieders bij uitzoeken. Zo ging het ook in Rotterdam. Hugo de Jonge, toen wethouder, heeft alles keurig ingedeeld, van lichte naar zware zorg, netjes dichtgetimmerd met definities en zorgbeschrijvingen. Het neveneffect is dat wij aanbieders precies doen wat in die percelen staat, maar dus ook niets meer: bij alle kinderen die niet netjes in een perceel vallen, ontstaat gedoe. En dat zijn er veel.

„In Rotterdam vergaderen we zo al twee jaar over 25 gezinnen waarin kinderen opgroeien met ernstige gedragsproblemen. De verantwoordelijke aanbieder weet geen plek te regelen waar ze stabiel en permanent kunnen wonen, rust krijgen. Ik kan de vergaderingen erover niet meer tellen. Die gaan over hoe de zorgpercelen niet goed aansluiten. Over die gezinnen gaat het niet. Daar schaam ik me voor. De gemeente zou moeten ingrijpen, maar doet dat niet.

„Juist de kwetsbaarste kinderen hebben zo het meeste last van die patstellingen tussen gemeenten en aanbieders. Omdat ze niet goed in de standaardoplossingen passen, wordt met hen het meest geschoven. Die carrousel waar ze in terechtkomen is onder de nieuwe wet erger geworden. Door dat eindeloze doorplaatsen, eindigen ze uiteindelijk verkreukeld in de gesloten instelling, fijngemalen door het systeem.”

Is er ook een oplossing?

„Zorgaanbieders moeten zichzelf bevrijden: wij zijn niet zielig, we moeten ruimte claimen om te doen waar we goed in zijn. Maar dat kan alleen als we die 15 procent terugkrijgen. Anders zijn we alleen aan het overleven.

„Aanbieders en gemeenten moeten stoppen met dat denken in percelen. Dus als je een klant ontmoet, moet je niet gaan doorverwijzen. Stel: een kind in pleegzorg gedraagt zich te lastig. Nu moet hij dan naar een gezinshuis, als het daar misgaat, naar een lichte residentiële zorg. Steeds verder van de ouders weg. Maar waarom ondersteunen we dat pleeggezin niet, zodat het kind daar kan blijven? Laat een pedagogisch medewerker langskomen, train het gezin in het weekend, geef ze huishoudelijke hulp om ze te ontlasten. „We moeten ook risico’s durven nemen. Niemand wil kinderen achter de tralies. Maar toen Horizon In Noord-Holland de gesloten jeugdzorg overnam met de belofte het kleinschalig en open te doen, ontstond enorme ophef. De regio moest zich meteen bij de minister melden. Die wil horen dat er niets misgaat. Maar die garantie kunnen we niet geven.

„De derde fundamentele verandering is misschien wel de moeilijkste, want zit diep in de genen van de sector. Traditioneel ‘redt’ de branche kinderen van ouders die het niet goed doen. Maar zelfs bij misbruik heeft een kind behoefte aan ouders. Uiteindelijk wil elk kind van zijn ouders voelen: mag ik er zijn, deug ik. Waarom denk je dat kinderen in de jeugdzorg zo vaak wanhopig zijn? Omdat we binnenvliegen en direct hun ouders buiten de deur plaatsen. Maar als je niet bij de ouders begint, hoef je eigenlijk niet eens te proberen het kind te helpen. We moeten ouders veel meer verantwoordelijk maken, niet met de dreiging dat we anders hun kinderen afpakken, maar met de verzekering dat ze betrokken blijven en dat wij ze daarbij zullen helpen.”

Ziet u al goede voorbeelden?

„Gemeenten moeten een groepje aanbieders collectief verantwoordelijk maken voor een bepaald doel. Bijvoorbeeld: help in wijk X 90 procent van de kinderen in hun eigen omgeving. Zorg daarbij ook voor de kinderen met verstandelijke beperkingen, psychiatrische problemen, of ouders met schulden.
„Dus geen tarieven per behandelsoort, met alle discussies die daarbij horen. Maar gewoon één budget. Laat dan die aanbieders zelf uitzoeken hoe ze het doen.
„Zoiets gebeurt nu in Alphen aan den Rijn. Daar zijn we in een consortium met zeven andere aanbieders zeven jaar lang verantwoordelijk voor de zorg van zo’n 3.500 cliënten.
„Er zijn dan geen mazen meer waar je doorheen kan vallen. Als aanbieders kunnen wij niet meer doorschuiven als het geld op is, of als de zaak te moeilijk wordt. Dat moeten we binnen het consortium oplossen. We hebben er dus een groot belang bij om niet aan te modderen met complexe gevallen, maar direct zwaar in te zetten.”

Kan de minister nog helpen?

„Tegen Hugo de Jonge zou ik zeggen: ga niet meer regels maken. Dat helpt niet. Geef gemeenten dat geld terug, en laat ons het samen oplossen.”